vrijdag 13 maart 2015

Liefste dagboek,

 "Keepers of private notebooks are a different breed altogether, lonely and resistant rearrangers of things, anxious malcontents, children afflicted apparently at birth with some presentiment of loss."

 Joan Didion, 'On Keeping a Notebook'
Slouching Towards Bethlehem 


Donderdag 12 mei 1994: vandaag doe ik mijn eerste communie!!!!!! en ik krijg een hostie!
Maandag 21 mei 2012: Mijn haar schreeuwt om gewassen te worden. Ik droomde over wilde katten en seks op versleten matrassen in het tuinhuis.

Tussen bovenstaande fragmenten liggen achttien jaar en negen verschillende schriftjes. Op die maandag in mei 2012 liep ik verloren tussen een sliert toeristen in Brugge toen de etalage van een tekenwinkel me deed besluiten opnieuw een dagboek te beginnen. 's Avonds vertrouwde ik voor het eerst in zes jaar weer flarden van dagen, dromen en bevindingen toe aan het papier van mijn nieuwe zwarte schetsboek in A6. Zonder te weten waarom. Het nut van zo'n persoonlijk journaal heb ik nooit begrepen. Ik kribbel maar wat. En behalve om feiten te checken of voor een stukje als dit herlees ik de resultaten nooit. Daar is de confrontatie met de diverse dimensies van mijn ego te pijnlijk voor.

Wat drijft me dan om nu al drie jaar minstens een halve pagina te wijden aan een doorsnee dag? Ik vraag het me, al dagboekschrijvend, geregeld af (24 november 2013: 'Misschien om een kanaal te vinden voor mijn overdaad aan gedachten, om me een beetje van mezelf te kunnen bevrijden.' en 15 juli 2014: 'Alsof er in elk van ons, egodocumentbewaarders, een toekomstige Anne Frank schuilt. Geen achterhuis hier, alleen een welopgevoede middenklasser met gevoel voor pathetiek.') Getoetst aan 'Het dagboek en de dood' uit Een verlangen naar ontroostbaarheid van Patricia De Martelaere ambieer ik geen metafysische levensboeken te schrijven die mijn latere ik bij het herlezen structuur geeft aan het ongeordende materiaal van haar leven. De Martelaere haalt Elias Canetti aan om een dagboek te definiëren als een ontlading van opgekropte gevoelens (bwa, soms) die geheim gehouden worden (du-uh) en een radicale confrontatie tussen het feitelijke ik en een bekritiserende ik, als een soort gewetensonderzoek (hm, kan best).






















Die bonte verzameling schriften en hardcovers vormt hoe dan ook een interessante studie van psychologie, grafologie en jeugdcultuur in de jaren negentig. De stadia die ik doorspartelde, welke dingen ik interessant vond en hoe ik soms weinig ophefmakende gebeurtenissen in hanenpoten omzette, inclusief schrijffouten en bij gelegenheid een illustratie. De evolutie van elke dag één zin die begint met 'Vandaag' en eindigt met minstens vijf uitroeptekens ('Vandaag is één van onze vissen dood, jammer hé!!!!!', 'Vandaag gaan we naar een mevrouw!!!!!', 'Vandaag weet ik niet wat ik ga doen, want mijn mama heeft het nog niet gezegd!!!!!', 7 tot 8 jaar) over abrupte aanhef en afsluiting ('Hoi! Vandaag ga ik gaan turnen. Nu ga ik stoppen. Salu!', 9 jaar), 'Liefste dagboek' in alle kleuren van mijn balpennenset (10 jaar), tot de fase van 'Haaidie', 'Slukes', 'Toedeloe' en 'zunne' na elke zin (14 tot 16 jaar). Dagboeken, poneert Patricia, zijn geen fictie, geen literatuur, zelfs geen autobiografie; ze streven geen eenheid na en bouwen geen plot op maar volgen gedwee de grillige stroom van het bestaan; ze staan geheel aan de kant van het leven en slechts per ongeluk aan die van het schrijven. Een dagboek schrijven is alleen maar zien, ervaren, registreren, weergeven - een soort verbale duplicatie van het leven zelf. Check.

Wat zou het dus dat dt-fouten of onlogisch geformuleerde zinnen de kadans van mijn gekrabbel verstoren? Niemand die ze lezen mag. Toen er van die hangslotjes bestonden waarvan broerlief wist dat hij ze met wat kracht open kreeg zonder sleutel, bleek de inhoud van de boekjes die ze dicht hielden te teleurstellend voor een schending van mijn privacy ('Gisteren hebben we noedels en frieten met varkenskoteletten gegeten.'). Maar misschien hield ik ze met opzet zo saai, gewoon om te pesten (Sorry Bas!). En toch was elk cahier een klein heiligdom dat ik met zorg vulde, koesterde en beschermde tegen indringers ('Gelieve hier niet in te kijken want dit is geheim. Alvast bedankt.'). Ooit moesten we rechtsomkeert maken tijdens de terugreis van een vakantie in Frankrijk omdat ik plots ontdekte dat mijn dagboek nog onder de matras van ons huurhuisje lag. De voorstelling van een vinder of een onbedoelde (zélfs Franstalige) lezer lijkt dus te te moeten meespelen in de autistische onderneming die het dagboek-schrijven is. Dat verklaart waarom ik mezelf bijna onmiddellijk terechtwijs wanneer ik die derde er per abuis bijhaal ('... ken je dat gevoel ('Je??!! Wie is je?')').

En toch blijft het een overzichtelijke boel. Met hoofdletters, volzinnen en een min of meer leesbaar handschrift. Alsof ik onbewust rekening houdt met een externe lezer, ooit. Klopt, zegt Patricia. Het schrijven voor zichzelf op de achtergrond van de fascinerende gedachte dat een ander over de eigen schouder of over het eigen graf staat mee te lezen maakt precies de logica van het dagboekschrijven uit, in tegenstelling tot dagdromen of het neerkrabbelen van voor een buitenstaander incoherente gedachten op een blad papier dat na gebruik meteen wordt weggegooid. Een dagboek is altijd ook een beetje een testament, de stem van een levende die iets wil zeggen voor als hij dood zal zijn, de stem van een dode die in zijn spreken overleeft. Wie zijn hele leven, dag in dag uit, richt tot de dood, overwint deze immers enigszins, of bezorgt zichzelf althans de illusie dat te doen. Dit brengt meteen een gewijzigde werkelijkheidsbeleving met zich mee, een transformatie van het banale tot het unieke, een herschrijving van het leven tot een verhaal. Het dagboek lijkt dus wel degelijk beschouwd te moeten worden als een vorm van literatuur, de meest elementaire, die probeert van het leven zelf een roman te maken.

Voorwaar, ik ben een schrijver! Hoog tijd om aan mijn nieuwe roman te beginnen. De veertiende inmiddels.


1 opmerking: