donderdag 28 juli 2016

Under reconstruction.


Het is een eeuwigheid geleden dat ik 'Nee, da's een pruik' heb kunnen repliceren op de uitroep 'Zo veel haar! Is dat uw echt?!' Op een blauwe maandag toonde de spiegel een half zo dikke coupe: een triestige pluisbol in plaats van die woeste paardenstaart van weleer. Daar zijn jaren met volle borstels en minstens tien haren per sessie gedachteloos prullen aan voorafgegaan. Dat harken is nodig om DNA-materiaal in andermans huizen of eten te vermijden. Ik lijk fulltime in de rui, los van seizoenswissels of hormonale status. Via de zoekterm 'haaruitval' beland je op websites over kaalheid. Ergens waar je niet wil zijn. Volgens dezelfde bron is het doodnormaal om dagelijks 60 à 100 haren te verliezen. Tellen gaat te ver maar ruw geschat zal ik dat aantal ruimschoots overschrijden. En toch durf ik amper mijn beklag te doen omdat ik nog steeds beter ben voorzien dan de gemiddelde mens. Volgens de kapper is er zelfs niks aan de hand: 'Kijk eens, al die babyhaartjes', wees ze. Dan hoop ik dat die gauw volwassen worden. Bij een streep zon, zag ik laatst, verbrandt mijn hoofdhuid. Da's nieuw. Al een geluk dat echte zomers hier niet meer bestaan.